ADHD
Het stereotype van iemand met ADHD is dat diegene vooral heel erg druk is. Klopt dit beeld echter wel? Veel energie hebben en aanwezig zijn, is inderdaad iets wat bij deze diagnose past. Verder is diegene snel afgeleid en kan zich moeilijk voor langere tijd concentreren. Er zijn echter drie soorten ADHD, deze zullen hieronder worden besproken.
ADHD-I (Inattentive)
Vroeger heette deze diagnose ADD. Mensen met deze vorm zijn vaak dromerig en zitten in hun eigen wereld. Ze hebben vaak minder last van hyperactiviteit en impulsiviteit. De klachten houden verband met concentratieproblemen en moeite hebben met de aandacht erbij houden.
ADHD-H (Hyperactive/Impulsive)
Deze diagnose kenmerkt zich echt door de energie die iemand meebrengt. Hyperactiviteit en impulsiviteit houden langere tijd aan. De omgeving vindt het vaak lastig om langere tijd op te trekken met iemand met deze vorm. Niet alleen de energie, maar ook de (onverwacht) felle reacties kunnen moeilijk zijn om mee om te gaan als buitenstaander.
ADHD-C (Combined)
Zoals de naam al aangeeft is deze vorm een combinatie van bovenstaande vormen. Deze vorm komt het meeste voor. Iemand met deze diagnose is dus niet alleen energiek en impulsief, maar heeft ook moeite om aandachtig te werk te gaan en zich te concentreren.
DIVA-methode
Diagnose van deze ontwikkelingsstoornis wordt gesteld door middel van de DIVA-methode. DIVA staat voor “Diagnostisch Interview voor ADHD bij volwassenen”. Deze methode houdt in dat er een diepte interview wordt gehouden met de cliënt. In een anderhalf uur durend gesprek wordt er een vragenlijst afgenomen door een psycholoog of psychodiagnostisch medewerker.
ADHD diagnose bij kinderen
Bij kinderen loopt het diagnosetraject anders dan bij volwassenen. ADHD bij kinderen wordt vaak door een huisarts, praktijkondersteuner-GGZ of kinderarts vastgesteld. Een doorverwijzing naar een psycholoog of kinder-jeugdpsychiater komt bij ernstige problemen voor. Bij kinderen is het vooral belangrijk op te passen dat de “ondervraging” niet te heftig binnenkomt bij het kind. De reactie van het kind kan immers voor een verkeerde diagnose zorgen.